“Mensen maken elkaar van alles wijs over andere culturen. Wat we niet goed kennen vinden we eng, dus lopen we er met een grote bocht omheen. We hebben er zelfs meningen over, zonder dat we eigenlijk weten waarover we praten. Ik heb er mijn persoonlijke missie van gemaakt om dit gedrag te doorbreken. We zijn allemaal mens en dat maakt ons gelijk.
Ik ben geboren op het woonwagenkamp op de Kleine Heide, bovenaan de Kaldenkerkerberg in Venlo. Mijn moeder was een reiziger en stond met haar familie op de Kleine Heide. Mijn vader was een zigeuner. Hij was bokser en reisde mee met circussen en kermissen. Zijn basis was een woonwagenkamp in Den Haag.
Zigeuners en reizigers worden vaak met elkaar vergeleken maar het zijn twee totaal verschillende culturen. Vanaf het moment dat mijn vader en moeder trouwden reisden ze continu op en neer tussen Venlo en Den Haag. Die reizen herinner ik me nog goed. Tot mijn zesde waren we altijd onderweg naar Venlo of naar Den Haag. De oorlogstrauma’s en verschillen tussen de families van mijn ouders waren te groot en na zes jaar huwelijk scheidden mijn vader en moeder. Ik ben toen met mijn moeder, zusje en broer naar de Römer verhuisd, het voormalig woonwagenkamp in de Boekend. Mijn moeder trouwde opnieuw en we begonnen als familie een autohandel vlak bij het woonwagenkamp.
Vanaf dat moment ben ik niet meer naar school gegaan. Er was een school op het kamp maar ik was de oudste thuis en er werd van me verwacht dat ik hielp met het huishouden, met de zorg voor mijn broertjes en zusje en met ons bedrijf. Ik hielp mijn familie graag maar ik wilde ook naar school toe. Ik weet nog goed dat ik mijn moeder vroeg of ik misschien in de Boekend naar school mocht, naar de school buiten het kamp. Ze vertelde me toen dat we daar niet welkom waren omdat we op het woonwagenkamp woonden. Ik realiseerde me toen denk ik voor het eerst hoe mensen van buiten het kamp naar ons keken. Ook besefte ik dat ik daardoor minder kansen kreeg dan andere kinderen van mijn leeftijd. Ik wilde de wereld ontdekken. Ik wilde leren, nieuwe mensen ontmoeten en andere culturen leren kennen. In plaats daarvan voelde ik me veroordeeld en gevangen in mijn eigen wereldje.
Op het woonwagenkamp was een clubgebouw waar activiteiten werden georganiseerd. Twee burgermeisjes deden daar vrijwilligerswerk. Ik zong toen al graag en ik speelde veel op mijn gitaar. De meisjes van het clubgebouw namen me mee naar de muziekschool in de stad om te zien hoe het daar was. Ik vond het fantastisch maar kreeg het niet georganiseerd om muzieklessen te gaan volgen in het centrum. Mijn familie rekende thuis op mijn hulp. Toch bleef ik zingen, gitaar spelen en liedjes schrijven. In het bos naast het kamp of in de sloopauto’s die op ons terrein stonden. Muziek maken was mijn uitlaatklep. Míjn manier om mezelf te laten horen.
Toen ik een jaar of veertien was mocht ik voor het eerst op stap. Tijdens die avonden uit gingen er allerlei nieuwe werelden voor me open. Voor het eerst leerde ik mensen kennen van buiten het woonwagenkamp. Ik werd verliefd op een burgerjongen maar zijn familie moest niets van me hebben. Ik was een ‘zigeunermeisje’ en dat kon niet. Ik wist toen al heel zeker dat ik de dingen anders wilde aanpakken dan mijn moeder had gedaan. Zij was getrouwd, op het kamp gebleven en had een groot gezin gesticht. Niet dat daar iets mis mee was, maar ik zag bij mijn moeder dat dat pad haar remde in de ontwikkeling van haar talenten. Zij was een heel creatief en muzikaal mens. Ik ook. en ík wilde verder met mijn talenten.
Uiteindelijk ontmoette ik de vader van mijn zoon, een burgerjongen uit Genooi. We werden verliefd, trouwden en hadden een prachtig leven samen. Toen ik vierentwintig jaar oud was werd onze zoon Will geboren. Niet veel later ging zijn vader handelen in drugs. Delen van deze periode zijn in 2022 verfilmd in de documentaire ‘Mijn vader de hasjkoning’ die mijn zoon Will Falize maakte samen met filmmaker Ruud Linssen. De documentaire laat deze fase uit mijn leven zien vanuit het perspectief van mijn zoon. Het was een bizarre tijd en achteraf gezien hebben de drugs alles wat we hadden kapotgemaakt.
Toen alles wat rustiger werd verdiepte ik me in mijn familiegeschiedenis en zocht ik contact met mijn vader. Ik kwam erachter dat hij in totaal zeventien kinderen heeft. Mijn familie was dus veel groter dan ik tot dat moment altijd dacht. Ook kwam ik in contact met Mariet Verberkt. Zij was cultuurhistorica en verdiepte zich in het leed dat de Venlose Sinti en Roma is aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Via haar leerde ik meer over de Kleine Heide en de gruwelijkheden die zich daar hebben afgespeeld. Dat was voor mij echt een eye-opener. Ik schreef liedjes om al die nieuwe inzichten een plekje te geven. Veel van die liedjes speel ik nog steeds. Aanstaande mei bijvoorbeeld, tijdens de Dodenherdenking in Maastricht. in de Lutherse kerk. Het thema van dit jaar is intergenerationele overdracht, memory in love. De familie-erfenis van de Sinti en de echo’s van de oorlog bepalen ons lot en op dagen als de Dodenherdenking dichten we samen onze vrijheid.
Op dit moment ben ik in een levensfase beland waarin ik terugkijk en reflecteer. Op muzikaal gebied ben ik bezig met vrolijke dingen, zoals gipsy jazz. Dat is een genre waar ik vroeger al enorm van genoot maar waar ik lang niets mee heb gedaan. Ook voel ik me sterk verbonden met Nederlandse jongeren met een multiculturele achtergrond. Ze staan met twee benen in de wereld maar elk been staat in een andere cultuur. Zij ervaren dezelfde vormen van discriminatie, vooroordelen en ongelijke kansen die ik vroeger ervaarde. Ik wil deze jongeren meegeven dat ook zij mens zijn. Mens achter al die hokjes waarin ze worden geplaatst. Mens onder al die etiketten die op hen worden geplakt. Een mens met eigen dromen en een eigen identiteit, en dat mogen ze laten zien!
Weet waar je vandaan komt maar weet ook wie ‘jíj’ bent en welk verschil ‘jíj’ wilt maken in de wereld. Verstop je niet in je comfortzone want ook jij mag er zijn, inclusief al je eigenaardigheden, ongemakken, trauma’s en etiketjes. Als ik alle etiketjes die mensen ooit op me hebben geplakt daadwerkelijk was gaan dragen, dan liep ik nu krom.”