“Mijn liefde voor geschiedenis heb ik meegekregen van mijn vader. Hij vertelde altijd over vroeger, vooral over de Tweede Wereldoorlog. We liepen dan samen door Venlo en hij wees me allerlei plekken en gebouwen aan. Hij wist overal iets over te vertellen en ik vond het geweldig om naar zijn verhalen te luisteren. Nu, jaren later, doe ik eigenlijk hetzelfde. Ik ben ooit begonnen met werken in het Goltziusmuseum, het gebouw waar nu Kunstencentrum Venlo zit. In dat pand waren destijds het Goltziusmuseum en het Stadsarchief gevestigd. Ik ben daar opgeleid tot archiefmedewerker en later werd ik er educator en onderzoeker. In 1993 werd het Goltziusmuseum het Limburgs Museum. De laatste jaren, ook na de verhuizing naar het nieuwe gebouw aan de Keulsepoort, verzorgde ik er de PR en Marketing. Ook gaf ik rondleidingen en organiseerde ik filmvoorstellingen. Inmiddels ben ik gepensioneerd maar eigenlijk ben ik nog elke dag bezig met het graven in de lokale geschiedenis. Zo schrijf ik een wekelijkse column voor Omroep Venlo en ben ik de maker van de Floddergatsblog, een blog over de Venlose geschiedenis. Aan bijna alle plekken in Venlo kleven geweldige verhalen. Ze worden doorverteld van generatie op generatie. Als je je ogen en oren hiervoor opent, raken die verhalen je. Ze verrassen je en laten je met andere ogen kijken naar je eigen stad. Sommige verhalen zijn vergeten maar kunnen gelukkig worden teruggevonden in bijvoorbeeld het onwaarschijnlijk rijke Gemeentearchief. Toevallig schreef ik vorige week een verhaal over het Ald Weishoés. In 1904 gebeurde daar iets bijzonders. De bel ging en een van de religieuzen vond een vondeling van een dag of drie oud. Het jongetje kreeg de naam Joep Godshuizen, omdat de overkoepelende stichting die het weeshuis runde ‘Stichting Burgerlijke Godshuizen’ heette. De jongen heeft zich natuurlijk heel zijn leven afgevraagd wie zijn ouders waren. Niet alleen hij; ook zijn kinderen en kleinkinderen. Twee van zijn kinderen leven nog. Een dochter in de Verenigde Staten zocht onlangs contact met me. Ik hoor dan via via zo’n verhaal en duik er vervolgens helemaal in. Het voelt als een avontuur dat ik graag wil delen met anderen. Mensen die een verhaal uit hun eigen familie met me delen, willen meestal ook graag dat ik hun verhaal voor ze vertel aan anderen. Zo gaf ik laatst een lezing over Venlo in de Tweede Wereldoorlog. Na de lezing kwam iemand naar me toe met een dagboek van een familielid uit die periode. Ik voel me dan ontzettend vereerd dat iemand dat met mij wil delen. Ik ga met zo’n dagboek aan de slag en zoek er weer achtergrondverhalen bij. Naast het onderzoeken en schrijven ben ik bezig met de ontwikkeling van een Culturele Canon, speciaal voor Venlose kinderen. Het wordt een verzameling van voorwerpen en gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de Venlose geschiedenis. Tussen de voorwerpen zit onder meer een zilveren tabaksdoos uit de negentiende eeuw. De tabaksdoos werd ooit gegeven aan een Venlose arts. In een inscriptie staat dat de gever van de tabaksdoos werd geraakt door een kogel bij de slag van Waterloo. Artsen hadden meerdere keren geprobeerd de kogel uit zijn elleboog te halen maar pas bij de tiende of elfde poging kon de kogel definitief worden verwijderd. De zilveren tabaksdoos werd in Venlo gemaakt, kwam via via bij een Ierse brouwer terecht en werd uiteindelijk aan het Goltziusmuseum verkocht. Zo’n voorwerp vertelt een geweldig verhaal en zegt iets over roken vroeger en nu. Het is een voorwerp dat veel zegt over veranderingen in manieren van leven. Ik blijf verhalen verzamelen en vertellen, omdat ik geloof dat een samenleving zonder cultuur-historische verhalen niet goed functioneert. We weten inmiddels dat samenlevingen waarvan bijvoorbeeld de overheid delen van de geschiedenis bewust achterhoudt of zelf wegneemt, totaal ontwrichte samenlevingen worden. We moeten ons bewust zijn van onze geschiedenis, ervan leren en erom lachen, zodat we onszelf beter leren begrijpen.”